Debat concentratie kinderhartchirurgie
Woensdag 22 februari debatteerde de Tweede Kamer over het voorgenomen besluit van minister Kuipers om de kinderhartchirurgie te concentreren in het Erasmus UMC Rotterdam en het UMC Groningen. Een buitengewoon emotioneel en moeilijk onderwerp, met name voor de kinderen en hun ouders die een band hebben met het ziekenhuis waar de behandelingen plaatsvinden. Toch is dit besluit gericht op verbeteren van de kwalitiet van de zorg voor deze groep kinderen en voor de volwassenen.
Het CDA is blij dat de minister er aandacht voor heeft dat de zorg voor kinderen bij het UMCU/Prinses Maxima Centrum die kanker maar ook hartzorg nodig hebben goed blijft en dat er een kinder intensive care beschikbaar blijft bij het LUMC. De minister bevestigde ook op verzoek van het CDA dat de academische status van het LUMC door dit voorgenomen besluit niet op de tocht komt te staan. De status is namelijk niet afhankelijk van het al dan niet uitvoeren van bepaalde type operaties, maar wordt geregeld in de 'Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek'. Daarnaast heeft de minister het CDA toegezegd dat er in de zomer van 2024 een voortgangsbrief komt en dat de minister een uitgebreidere kaderbrief over de criteria bij concentratie zal sturen. Alle hoogcomplexe laagvolumezorg zal immers geconcentreerd moeten worden om goede kwaliteit te borgen. Dat is overigens minder dan 10% van alle zorg. Het CDA wil daarvoor een integraal plan voor heel Nederland. Zodat niet telkens een apart onderdeel wordt besproken, waardoor het totaalbeeld ontbreekt.
Hieronder de volledige inbreng van Joba van den Berg in de eerste termijn van het debat:
Dank u wel, voorzitter. Het CDA steunt de minister in het voornemen om alle hoogcomplexe laagvolumezorg te concentreren. Dat is van essentieel belang voor het behoud van de kwaliteit. Maar voor de goede orde, dat is minder dan 10% van de zorg. De Nederlandse Zorgautoriteit adviseert in haar rapport om daartoe een integraal plan te maken, zodat er een eerlijke verdeling komt en om te voorkomen dat door een salamitactiek overige planbare en acute zorg in de regio's onder druk komt. Wij hadden als CDA liever zo'n integraal plan gezien, maar we hebben er begrip voor dat de minister nu toch een knoop doorhakt wat betreft kindercardiologie. Kan de minister nog wel toelichten waarom drie centra geen optie is?
Voorzitter. Dat brengt ons bij de volgende vraag. De minister wil ook zo'n integraal plan en roept de academische huizen op dat te maken. Maar welk tijdpad heeft de minister voor ogen? En wat gaat hij doen als er geen voortgang is? Hoe gaat de minister daar zelf regie op houden? Heeft hij voldoende toereikende instrumenten? Kunnen wij in de zomer van 2024 een update ontvangen over de voortgang?
Voorzitter. De minister weet dat het CDA wil dat er bij de keuze van concentratie sprake is van een eerlijke spreiding. In mijn motie van februari vorig jaar vroeg ik de regering om bij verdere concentratie regionale spreiding te operationaliseren en mee te nemen in de besluitvorming. Want ik herhaal het nog maar eens: concentreren is niet hetzelfde als centraliseren in de Randstad. Concentreren kan ook in Groningen, Nijmegen en Maastricht. Goed dat nu ook voor Groningen is gekozen, want anders was ik in ieder geval er met gestrekt been ingegaan, zeg ik maar.
Dit brengt mij wel bij mijn vraag. In mijn andere motie uit februari vorig jaar bepleit ik dat bij concentreren naast samenwerking en gebruik van eenduidige definities van kengetallen, ook adequate digitale informatie-uitwisseling en shared care als voorwaarden gesteld moeten worden. De minister schrijft in zijn brief, in lijn met deze motie, dat ziekenhuizen eenduidige definities et cetera moeten hanteren, zodat we appels met appels kunnen vergelijken. Maar de NFU geeft onzes inziens terecht aan dat ze van de minister geen criteria hadden meegekregen. Hoe gaat de minister in het algemeen eenduidig werken, goede informatie-uitwisseling en met name shared care borgen, nu en bij andere concentraties? Graag een reactie daarop evenals op ons verzoek aan de minister om daarover een uitgebreide brief naar de Kamer te sturen.
Voorzitter. Tot slot het Leids Universitair Medisch Centrum en UMC Utrecht. De minister heeft tweeënhalf jaar uitgetrokken voor een transitieperiode. In Utrecht is er intensieve samenwerking tussen het Wilhelmina KinderZiekenhuis en het Prinses Maxima Centrum voor kinderoncologie, want sommige kinderen hebben zorg nodig van beide instellingen. Van ongeruste ouders ontvang ik daarover vragen, zoals we ook gisteren zagen bij de petitieaanbieding. Kan de minister daarop reageren? We weten dat het LUMC in Leiden als enige operaties uitvoert terwijl de baby nog in de baarmoeder zit. Hoe wordt die kennis overgedragen en geborgd?
In het LUMC is men ook erg ongerust over het kwijtraken van de academische status. De minister heeft in Skipr en in antwoord op vragen daar al wat over gezegd. Maar ik zou dit graag nog nader toegelicht zien.
Dank u wel.