Henri Bontenbal: ‘Het CDA kiest voor bestaanszekerheid van gezinnen’
In het nieuwe verkiezingsprogramma kiest het CDA nadrukkelijk voor het vergroten van bestaanszekerheid van gezinnen. Die vooruitblik gaf de nieuwe CDA lijstrekker Henri Bontenbal tijdens de Hannie van Leeuwen-lezing in Amersfoort.
De Hannie van Leeuwen-lezing van het CDJA is het eerste grote optreden van Henri als lijsttrekker. Hij plaatst zichzelf in de traditie van Hannie van Leeuwen: sociaal en conservatief. Haar oproep om ‘te blijven nadenken over wat solidariteit betekent in deze tijd’ zijn volgens Henri ook voor het CDA van nu ‘woorden om te onthouden’.
De lezing gaat over Nederland als land van twee gezichten, waar de ongelijkheid tussen mensen en regio’s te groot is geworden. ‘Vragen over bestaanszekerheid gaan onder je huid zitten. In de angst om te verliezen wat je nu nog hebt.’
Ook gaat Henri in op de betekenis van de christendemocratie in deze tijd: ‘Ieder mens wil gezien worden, als erkenning van zijn of haar bestaan. In het besef dat we elkaar altijd nodig hebben. Dat is voor mij christendemocratie.’
Het antwoord op het vergroten van de bestaanszekerheid van gezinnen zoekt het CDA in een omvangrijk gezinspakket om de bestaanszekerheid van gezinnen te vergroten en vooral de kinderarmoede terug te dringen. In het pakket kiest het CDA voor een verhoging van de kinderbijslag en het kindgebonden budget, voor een verlaging van de belasting op arbeid en bijna gratis kinderopvang voor de lage en lage middeninkomens. ‘Omdat wij de zorg voor elkaar heel normaal vinden schrappen we ook de kostendelersnorm voor familieleden, zodat mensen die voor elkaar zorgen daarop niet worden gekort.’
Het nieuwe verkiezingsprogramma staat in het teken van herstel van vertrouwen, solidariteit en saamhorigheid. Het is een ‘hoopvolle agenda over wat het CDA echt drijft: een fatsoenlijk land, van waarden en normen, een sterke samenleving, een eerlijke en rechtvaardige economie en een dienstbare overheid. (…) we laten duidelijk zien wat we anders willen en anders gaan doen’.
Henri's Hannie van Leeuwen-lezing
“We moeten heel goed nadenken
wat solidariteit betekent in deze tijd.
Dat heeft gevolgen voor de zorg.
Dat heeft gevolgen voor sociale zekerheid.
We moeten heel goed zien
dat de mensen hunkeren naar veiligheid en zekerheid.
Wij hebben gespreide verantwoordelijkheid
en eigen verantwoordelijkheid,
maar we moeten dat mengen met solidariteit”
Dat zei Hannie van Leeuwen
in een verslag van het NOS journaal
over het CDA congres van 2 april 2011.
Het was het congres ná het congres van Arnhem.
De partij was zoekende,
tussen de keuze voor het gedoogkabinet Rutte
en de behoefte aan een sterk eigen verhaal.
Voor Hannie was het duidelijk.
Ze had te veel meegemaakt
om compromissen te sluiten op de waarden
waar ze haar hele leven voor stond.
“Iedereen weet dat ik mijn eigen standpunt vasthoud,
maar je laat nooit de partij in de steek”, ging ze verder.
“En als de partij op de rug ligt,
dan ga je met des te meer elan
proberen de partij weer op de benen te krijgen. (…)
Dus ik zeg tegen alle mensen die de neiging hebben om af te haken:
doe het nu niet,
kom naast mij staan
en laten we samen vechten voor de inhoud”.
Zo was Hannie.
Daar heb ik niets aan toe te voegen!
Ik denk dat Hannie vaak is onderschat.
Veel CDA’ers herinneren zich vooral
de zachte, bevlogen vrouw die zij op latere leeftijd was,
de voorvechtster van ouderen, zieken en misdeelden,
maar Hannie was ook stuurs en koppig.
Ze was gehard door de oorlog,
en gevormd door het verzet.
Als Defensiewoordvoerder in de Kamer eiste zij
meer respect én forse investeringen voor de krijgsmacht.
Zij was heel fel over de naïviteit
waarmee er voor de oorlog op defensie was bezuinigd.
‘Nooit weer zouden onze militairen
met kapotte machinegeweren en rammelende jeeps
tegenover een vijand staan’,
zei ze.
Het was dan ook mede dankzij Hannie
dat het linkse kabinet Den Uyl in de jaren zeventig
koos voor de aanschaf van de F16, hetzelfde toestel dat we nu aan de Oekraïne leveren.
Straaljager-Hannie. Een geuzennaam die duidelijk maakte dat met Hannie niet viel te spotten.
Bij het schrijven van deze lezing dacht ik:
wat zou Hannie van de politiek van vandaag vinden?
Waarover zou ze zich nog druk maken?
In de eerste plaats denk ik dat ze boos zou zijn op Poetin,
dat opnieuw een wrede dictator uit pure machtspolitiek
een verschrikkelijke oorlog voert op ons continent.
Jonge mannen vechten weer in de loopgraven.
Burgers worden moedwillig gebombardeerd.
Oekraïense kinderen worden ontvoerd
en in Russische gezinnen ondergebracht.
Het is zo wreed en onmenselijk.
Hannie was een van de laatste van de generatie politici,
die de oorlog als jongvolwassene bewust had meegemaakt.
Ze zat in het verzet.
De herhaling van de verschrikkingen van toen,
zou haar opnieuw diep hebben geraakt.
Maar ik denk ook dat Hannie zou foeteren
op ons eigen land.
Op een samenleving die verbrokkelt.
Het egoïsme. Het materialisme.
Het gebrek aan saamhorigheid en solidariteit.
Op een overheid
die voor de toeslagenouders
en de mensen in Groningen
geen schild was, maar een medogenloos zwaard.
Ik denk dat ze ook kritisch op haar eigen CDA zou zijn geweest.
Dat we teveel hadden meebewogen
of te weinig hadden teruggeduwd.
Hannie was sociaal en conservatief.
Ze stond voor een fatsoenlijk Nederland.
‘De overheid behoorde te allen tijde
een schild te zijn voor de zwaksten in de samenleving’,
zei ze dan.
Ze was niet van pappen en nathouden.
Wel van omzien naar elkaar.
Voor het behoud van de sociale samenhang.
Voor een land van rechten en plichten.
Voor een land van vrijheid en verantwoordelijkheid.
In deze traditie sta ik ook, in de voetsporen van Hannie.
Sociaal en conservatief.
Daarom voelt het als een groot voorrecht
dat ik vandaag, als nieuwe lijsttrekker van het CDA,
hier de lezing mag houden, die haar naam draagt.
Hannie’s Nederland
is een land geworden met twee gezichten.
Een land dat goed is
voor de mensen die het al goed hebben.
Waar mensen in de ene wijk
van gekkigheid niet meer weten wat normaal is,
en de straat een showroom lijkt
voor de ene na de andere dure auto
en de huizenprijzen sky-high gaan;
en waar één wijk verderop,
de armoede zichtbaar en voelbaar is.
In troosteloze flats, slecht onderhouden speelplaatsen,
troep en huisraad op de stoep.
De cijfers zijn pijnlijk en duidelijk.
In ons land leven bijna 1 miljoen mensen in armoede,
onder wie 230.000 kinderen.
Het aantal mensen dat gebruik maakt van de voedselbank
is vorig jaar met 30% toegenomen.
Er is stille armoede,
die niet altijd zichtbaar is.
Als je weet dat één op de twintig kinderen
thuis geen eigen bed heeft.
Of één op de vijf kinderen geen eigen fiets.
Als je weet dat een kwart van de kinderen in groep 5
naar school gaat zonder fatsoenlijk ontbijt.
Er is sociale armoede,
als mensen niet genoeg geld hebben
om gewoon mee te kunnen doen aan het maatschappelijk leven.
Als er geen geld is om je kinderen te laten sporten
Als oma moet kiezen tussen het kadootje voor haar kleinkind
of een uitstapje met de bejaardensoos.
Omdat allebei niet kan.
En dan is er een veel grotere groep medemensen,
voor wie de onzekerheid niet in armoede zit,
maar in bestaanszekerheid.
Als jullie generatie met je eerste salaris
geen betaalbare woning kan vinden
en daarom langer thuis moet blijven wonen
of het starten van je gezin moet uitstellen.
Als je met een normaal inkomen
nu nog net genoeg verdient om je gezin te onderhouden,
maar om je heen alles duurder wordt
en je dus nauwelijks geld overhoudt om te sparen
of een buffer aan te leggen
om tegenslag op te vangen.
14% van de Nederlanders staat permanent of maandelijks rood.
En 42% van de huishoudens had vorig jaar te maken met betalingsproblemen.
Dit is geen armoede,
maar wel onzekerheid.
Over bestaanszekerheid.
Bestaanszekerheid gaat ook over werk.
De baan voor het leven is niet meer van deze tijd,
maar te veel mensen werken nu als schijnzelfstandige,
op nulurencontracten of vlak boven het minimumloon.
Voor hun is werk een bron van zorg,
in plaats van de zekerheid van een fatsoenlijk vast inkomen.
Het is de wrange werkelijkheid van werkende armen,
voor wie één baan niet genoeg is,
om van rond te komen,
laat staan om vooruit te kijken.
Vragen over bestaanszekerheid gaan onder je huid zitten.
In de angst om te verliezen, wat je nu nog hebt.
De zorg over het verlies van zekerheden,
waardoor je toekomst een groot vraagteken wordt.
Kunnen mijn kinderen straks doorleren?
Kan ik mijn huis blijven betalen?
Krijg ik later nog de zorg, als ik die nodig heb.
Een sluimerende onzekerheid,
dat je de grip op je eigen leven verliest.
Voor deze mensen was de Brexit-slogan
‘take back control’ uit het hart gegrepen.
Voor deze mensen klonk de nostalgie van ‘Make America great again’
minder hol dan veel tegenstanders wilden doen geloven.
Trump en Brexit zijn niet het juiste antwoord,
maar legden wel het probleem bloot.
Ook in ons rijke land is er een grote behoefte aan
fatsoen, saamhorigheid en ‘weer’ normaal doen.
Mensen willen weer grip op hun bestaan,
op hun inkomen en hun omgeving,
op de wijk waar ze wonen
en het bedrijf waar ze werken.
Mensen verlangen naar een fatsoenlijke samenleving
waarin je erkend en gezien wordt
en niet de speelbal bent van de markt of de overheid.
Deze zomer las ik een boek van Milio van de Kamp.
‘Misschien moet je iets lager mikken’ heet het.
Milio vertelt over zijn jeugd,
hoe hij opgroeit in armoede en ellende.
Zijn vader is er vaak niet,
zijn moeder staat er alleen voor.
Er zijn schulden en regelmatig te weinig eten.
In de wijk wordt gevochten, gedealt en gevoetbald.
Het besef van armoede groeit bij Milio pas als hij ouder wordt
en meer van de stad ziet.
De betere wijken.
Tot dan is leven een vanzelfsprekend overleven.
Je hoofd boven water houden,
terwijl je nooit fatsoenlijk hebt leren zwemmen.
‘Arm zijn’ schrijft Milio, ‘is niet alleen arm in geld,
het is arm in kansen, arm in mogelijkheden,
arm in reputatie, arm in representatie en arm in macht.
Armoede gaat letterlijk in je lichaam zitten.
Je voelt je minderwaardig (…)
omdat mensen anders naar je kijken en je anders behandelen’.
Milio beschrijft het gevoel van schuld:
‘In Nederland heeft het woord schuld een dubbele betekenis.
In de Engelse taal heb je guilt en debt.
Guilt is je schuldig voelen, debt is een schuld hebben.
Het Nederlands kent dat onderscheid niet.
Als je schulden hebt, ben je ook moreel schuldig.
En dat voel je elke dag’, schrijft hij.
Milio’s schuldgevoel is precies
wat de Amerikaanse filosoof Michael Sandel
‘de tirannie van verdienste’ noemt.
Als we geloven dat succes een keuze is,
dan is falen je eigen schuld.
In onze prestatie- en consumptiesamenleving hebben we
maatschappelijke erkenning steeds meer
afhankelijk gemaakt van talent, succes en bezit.
Opleiding en carrière worden onevenredig meer beloond,
alsof wie je bent er niet toe doet..
Het is het beeld van een samenleving als ratrace,
een samenleving die net als het molentje in de muizenkooi,
steeds harder draait omdat het muisje steeds harder gaat rennen.
Totdat het muisje niet harder kan
en genadeloos door het molentje wordt dolgedraaid.
Hier stuiten we op een hardnekkig misverstand.
Veel publicaties en commentaren gaan ervan uit
dat het gebrek aan sociale cohesie
wordt veroorzaakt door de toenemende ongelijkheid
Ik denk dat het precies andersom is.
In een samenleving die dominant wordt gedefinieerd,
in economische waarden, in winnaars en verliezers,
vallen mensen tussen wal en schip.
Het is een vrijbrief voor egoïsme en het recht van de sterkste.
Om je eigen geluk na te jagen
en onverschillig te staan tegenover de ander.
Alleen door het morele besef, dat we als mens
een verantwoordelijkheid hebben naar elkaar,
behouden we de sociale cohesie in onze samenleving.
Dat is ook logisch.
Want het overgrote deel van ons dagelijks leven,
speelt zich helemaal niet af in een economische context,
maar in onze relaties met anderen.
Als vader, als buurvrouw, als vriend of vriendin, broer of zus,
als collega, als teamgenoot,
als vrijwilliger of als mantelzorger.
Allemaal relaties,
waarin niet de prestaties voorop staan,
maar het contact van mens tot mens.
We doen onszelf en vooral elkaar verschrikkelijk tekort,
als we elkaar alleen maar afmeten
aan de hand van economische waarden, succes of bezit.
Juist thuis, op school, op het werk,
in de kerk of de moskee,
in de wijk en bij een vereniging,
leer je wat samenleven is,
verantwoordelijkheid nemen
en onderdeel zijn van iets dat groter is dan jezelf.
Die morele vorming is onmisbaar
en – in economische termen - onbetaalbaar.
Laat ik het van de andere kant aanvliegen.
Versnelling is volgens de Duitse socioloog Hartmut Rosa
het belangrijkste kenmerk van de moderne tijd.
We maken onszelf gek.
We reizen sneller, werken sneller, bouwen sneller.
Op een e-bike fiets je sneller,
je volgende computer is sneller dan je huidige,
je nieuwe smartphone is nog weer sneller,
en zelfs ons hele dagelijks leven staat in het teken van versnelling:
we laten onze boodschappen brengen door een flitsbezorger,
bereiden een snelle hap in de magnetron,
of bestellen fast food,
daarna doen we een powernapje of
gaan we speeddaten of ff snel swipen op tinder
en als de relatie niets is ben je in een flitsscheiding zo weer uit elkaar.
Alles moet snel. Sneller. Snelst.
Toch worden we niet sneller gelukkiger.
In tegendeel.
De prijs die we ervoor betalen
is een burn-out samenleving.
En eenzaamheid.
het gevoel er alleen voor te staan.
In het economisch domein heeft die versnelling
nog een extra impuls gekregen door globalisering en technologisering,
waardoor het molentje in de muizenkooi
wereldwijd nog sneller kon draaien.
De productie van een auto gebeurt niet meer in één fabriek,
maar bestaat uit een keten van halffabricaten,
die razendsnel over de wereld bewegen
volgens de boekhoudkundige logica van de laagste kosten.
Flitsbeleggers profiteren van elke milliseconde voorsprong,
die zij hebben dankzij razendsnelle glasvezels
en professionele diensten van banken en verzekeraars
worden geoutsourcet naar lage lonenlanden
zonder dat de klant hier iets van merkt.
De politiek ging te ver mee in dit neoliberale denken.
In een groot vertrouwen in de vrije markt,
als belangrijkste instrument
voor de verwezenlijking van het algemeen welzijn.
De overheid deed noodgedwongen een stap terug
door publieke taken te privatiseren,
deregulering
en de eigen organisatie als een bedrijf te runnen:
efficiënt, voorspelbaar en technocratisch.
Hier ligt volgens Michael Sandel het begin
van de publieke onvrede in veel Westerse landen.
‘De marktgedreven versie van de mondialisering
heeft tot groeiende ongelijkheid geleid
en bovendien gevoelens van nationale identiteit
en vaderlandsliefde van hun waarde beroofd’, schrijft hij.
Het is de bron van de polarisatie en verharding van de politiek.
‘Dont back the losers, pick the winners’,
adviseerde Shell topman Gerrit Wagner
in het begin van de Jaren ’80 aan het kabinet.
‘Dont back the losers, pick the winners’.
Nederland stond er economisch slecht voor,
we waren het zieke jongetje van Europa,
de bestaanszekerheid van talloze gezinnen stond op het spel.
Drastische keuzes waren nodig om te zorgen
dat wij economisch weer mee gingen doen.
In die tijd, klopte die analyse,
maar zoals we in ons rapport ‘Voor heel Nederland’ hebben laten zien,
is die keuze voor de winnaars achteraf te ver doorgeschoten.
Door het rendementsdenken
en het sturen op technocratische modellen,
zijn ook in onze samenleving grote verschillen ontstaan.
We investeerden vooral daar waar het al goed ging,
en hadden te weinig oog voor de gaten die elders vielen.
In de regio,
maar ook in de mindere wijken van de grote stad.
Met als gevolg, maar nu anders,
dat opnieuw de bestaanszekerheid van veel mensen onder druk staat.
Rabbijn Jonathan Sacks was een schrijver
die mij elke dag helpt scherper te zien
waar het misgaat in onze samenleving.
Als het sociale weefsel dat de samenleving bij elkaar houdt,
verdwijnt,
en als mensen elkaar niet meer nodig denken te hebben,
dan is het individu uiteindelijk overgeleverd aan de staat of de markt
en rest de eenzaamheid, schreef hij.
We hebben die sterke samenleving nodig
om met elkaar het goede leven te kunnen leiden.
De samenleving is geen contract,
maar een verbond.
Het contract gaat over transacties,
het verbond over relaties.
Sacks schrijft: ‘Een contract gaat over jou en mij,
een verbond gaat over ons, over identiteit.’
Volgens Sacks kun je met een contract een staat en een markt reguleren,
maar geen samenleving.
Het verbond gaat over wie we zijn
en waar we naar toe willen.
Om een samenleving bij elkaar te houden,
is een gemeenschappelijke moraal nodig, zegt Sacks.
‘Maatschappelijke vrijheid kan niet alleen door markteconomie
en liberaal-democratische politiek in stand worden gehouden.
Daar is een derde element voor nodig:
moraal, betrokkenheid bij het welzijn van anderen,
actieve inzet voor rechtvaardigheid, compassie,
een bereidheid niet alleen bezig te zijn met wat goed is voor mij,
maar wat goed is voor ons allemaal.’
Einde citaat.
We staan op een kruispunt.
Daarvan ben ik overtuigd.
In Den Haag komt er een einde aan het tijdperk Rutte,
maar op een veel grotere schaal
komt een einde aan het dominante neoliberale discours
van winstmaximalisatie, ieder voor zich en de staat voor ons allen.
Het heeft geleid tot een samenleving
waar de saamhorigheid onder druk staat,
waar de burger te vaak alleen staat
tegenover een kille overheid en een kille markt.
Waar mensen niet meer zij aan zij,
maar tegenover elkaar zijn komen te staan.
Waar het ‘ik’ belangrijker is geworden dan het ‘wij’.
Het resultaat is een verweesde samenleving,
Waarin mensen niet meer het gevoel hebben
Dat ze echt gezien worden.
Ik wil dat keerpunt markeren
met een prachtig verhaal uit mijn eigen stad.
Het is het verhaal van professor Eric Steegers,
gynaecoloog in het Erasmus MC.
In zijn praktijk komen vrouwen uit heel Rotterdam.
Daarom zag Eric al snel
dat er grote verschillen waren
tussen vrouwen uit de goede en minder goede delen van de stad.
Zo was de kindersterfte in de wijk Charlois
vier keer zo hoog dan in de rest van Nederland.
Ook op vroeggeboorte en lager geboortegewicht
scoorden de baby’s uit Charlois aanzienlijk slechter.
Eric ging op onderzoek uit.
Armoede en sociale problemen bleken de oorzaak.
De armoede ging gepaard met verslaving, slechte voeding,
De vrouwen uit Charlois hadden ook meer stress
door schulden en huiselijk geweld.
En ze rookten meer.
Het klinkt niet als een baanbrekend onderzoek.
Het is wel een schrijnend resultaat.
Want deze kinderen staan op dag één al met 5-0 achter
en halen die achterstand zelden in.
Dan bepaalt niet wie je bent,
maar waar je woont welke kansen je in het leven krijgt.
Prof. Steegers begon het project Moeders van Rotterdam.
Zwangere vrouwen worden thuis bezocht,
er wordt geluisterd - naar hun problemen
en gekeken - hoe die kunnen worden opgelost.
Zijn collega’s noemde dit ‘bemoeizorg’.
Hij ziet dat anders: het is ‘bekommerzorg’.
Steegers is een man,
die bereid is achter de cijfers en regels te kijken.
…naar de mensen om wie het gaat.
Baanbrekend was dat Steegers ontdekte
dat jonge, Nederlandse vrouwen in Charlois
dan weer meer problemen hadden
dan de allochtone vrouwen.
Wat bleek?
De allochtone vrouwen stonden er minder vaak alleen voor.
Er waren moeders, zussen, tantes en buurvrouwen.
die hielden een oogje in het zeil
en waren er als dat nodig was.
De jonge Nederlandse vrouwen
stonden er vaker alleen voor.
Zij hadden minder mensen om zich heen
om op terug te kunnen vallen.
Ik vind dit zo’n sterk voorbeeld.
Omdat hier heel veel samenkomt
van de problemen waar het over gaat,
als het gaat om bestaanszekerheid.
In een samenleving van ‘don’t back the losers’
worden deze vrouwen in Charlois helemaal niet gezien.
In een samenleving waar succes een keuze is,
zijn hun problemen ook nog eens hun eigen schuld.
Maar in een samenleving, waar omzien naar elkaar
- door de moeders en de tantes of door iemand als prof. Steegers -
nog wel bestaat,
kunnen we veel problemen voor zijn.
De mens wil gezien worden,
als erkenning van zijn of haar bestaan.
In het besef dat we elkaar altijd nodig hebben.
Dat is voor mij christendemocratie.
Dat is ons mensbeeld:
Ieder mens telt.
Ieder mens heeft een thuis nodig.
Ieder mens heeft betekenisvolle relaties nodig.
Ik ben, omdat jij er bent.
In je eentje kun je niet gelukkig zijn.
wel eenzaam
Ik vat dit even samen,
voordat ik de weg vooruit schets:
Nederland is een land geworden met twee gezichten.
Het is echt niet voor iedereen een gaaf land.
De cijfers spreken voor zich,
maar vertellen niet alles.
Er is ook stille armoede
en onzekerheid die breder gaat dan alleen je inkomen.
Die onzekerheid bepaalt je leven.
Dat laat je niet zomaar los.
Het bredere plaatje gaat over een samenleving,
die vooral gericht is op markt, consumptie en eigen succes
en te weinig oog heeft voor de mens.
“De omgeving van de mens is de medemens”, zei Jules Deelder.
Het ontbreken van deze morele gemeenschap
is de oorzaak van ongelijkheid en groeiende onvrede;
van mensen die zich niet of onvoldoende gezien weten.
zij voelen zich alleen, onbeschermd.
Prof. Steegers laat zien dat verandering mogelijk is.
Dat uitkomsten geen gegeven hoeven zijn,
als je bereid bent verder te kijken.
Als je bereid bent de mens weer te zien.
Die verandering bepleit ook de VNG
in een stuk dat in maart verscheen:
‘Bestaanszekerheid als belofte’.
Peter Heijkoop, onze wethouder in Dordrecht,
schreef mee aan het stuk.
Peter maakt zich ontzettend druk over de manier
waarop de overheid mensen behandelt
die het alleen niet redden.
Hij noemt het een schuld- en boetecultuur:
‘Mensen die afhankelijk zijn van een uitkering
en in de problemen komen,
worden maximaal onder druk gezet.
Als er dingen verkeerd zijn gegaan
wordt ervan uitgegaan dat het aan de mensen zelf ligt’, zegt Peter.
Soms is het zelfs de overheid die mensen over het randje duwt.
Denk maar aan de toeslagenouders,
Of de mensen in Groningen.
Soms is het de overheid die zelf de oorzaak is
van de wanhoop in de ogen van hele redelijke mensen.
Denk maar aan de boeren,
die in de knel zitten en geen perspectief zien.
Tegelijk ziet Peter dat de overheid geen structurele oplossingen biedt.
Maar dat we wel meer geld uitgeven aan bijstand,
dan om mensen aan het werk te helpen.
Daarom heeft de politiek telkens weer nieuwe lapmiddelen nodig
om de koopkracht van mensen op peil te houden.
Een langetermijnvisie ontbreekt.
In het stuk zet de VNG wel drie stippen op de horizon,
die zo in ons verkiezingsprogramma kunnen.
Dat je inkomen genoeg moet zijn om van te leven;
Dat iedereen nodig is en mee moet kunnen doen;
en dat de overheid haar inwoners weer moet vertrouwen
en zelf betrouwbaar moet handelen.
Door die woorden waar te maken,
kunnen we mensen weer bestaanszekerheid bieden.
Peter maakt zich ook erg kwaad over de schuldindustrie.
Ik ook.
Het is bizar dat wij commerciële bureaus geld laten verdienen
aan de ellende van anderen.
Hoe langer iemand in schulden zit,
hoe meer ze verdienen.
Ik wil ook een einde aan de praktijk van
van woekerrentes en hoge aanmaningskosten.
Net zoals we grote groepen mensen in problemen brengen
door het vrijgeven van het online gokken
of soepele regels voor achteraf betalen.
De markt mag het willen,
maar als samenleving kunnen we ook zeggen:
genoeg is genoeg.
Ik ben fan van de methode-Heijkoop.
Peter kijkt net als prof. Steegers verder dan de regels.
Zij kijken naar mensen.
Op basis van vertrouwen.
Die omslag maken we ook in ons nieuwe verkiezingsprogramma,
dat we maandag presenteren.
Hoofdlijn van het programma is
herstel van vertrouwen, solidariteit en saamhorigheid in de samenleving.
We laten duidelijk zien wat we anders willen
en anders gaan doen.
Het is een hoopvol verhaal,
voorbij de verlegenheid,
waardoor we in de afgelopen jaren te weinig spraken
over wat ons echt drijft:
een fatsoenlijk land, van waarden en normen,
een sterke samenleving,
een eerlijke en rechtvaardige economie
en een dienstbare overheid.
Onze bestaanszekerheidsagenda gaat uit
van werk als belangrijkste instrument.
Om recht te doen aan het uitgangspunt dat iedereen mee kan doen.
Daarom komen we met de introductie van de basisbaan,
waardoor niemand langs de kant hoeft te blijven staan
en iedereen naar vermogen meedoet en een bijdrage kan leveren.
We willen de bestaanszekerheid vergroten
en de kinderarmoede terugdringen
door met een stevig gezinspakket
Juist onze gezinnen meer lucht en armslag te bieden.
Met een flinke verhoging van de kinderbijslag en het kindgebonden budget.
Voor de lage en lage middeninkomens wordt de kinderopvang bijna gratis.
In een nieuw belastingstelsel,
verlagen we de lasten op arbeid
en verhogen we de lasten op vermogen.
Zo laten we werken meer lonen
en zorgen we dat de sterkste schouders
ook echt de zwaarste lasten dragen.
en omdat wij zorg voor elkaar heel normaal vinden
schrappen we de kostendelersnorm voor familieleden volledig,
zodat mensen die voor elkaar zorgen
daarop niet worden gekort.
We maken ook de omslag naar een andere overheid,
langs de lijn van prof. Sleegers en Peter Heijkoop.
Naar een overheid
voor wie je geen nummer bent, maar een mens.
Een overheid die bereikbaar is en aanspreekbaar,.
Wij willen dat de gemeente de ruimte krijgt
om alle schulden van een gezin over te nemen,
zodat het gezin niet meer met tig’ commerciële partijen moet dealen,
maar alleen met je gemeente
haalbare afspraken maakt om van de schulden af te komen.
Maatwerk is mensenwerk.
Maandag was ik op werkbezoek in Heerlen
bij de stichting Samen delen.
Zij zamelen alles in wat zij
‘met respect’ kunnen doorgeven aan anderen.
Meubels, kleren, wasmachines,
je kunt het zo gek niet verzinnen.
Zonder winstoogmerk,
anderen helpen.
Niet alleen in de regio Parkstad,
maar ook in transporten van goederen
naar Oost Europa.
Daar waar hulp nodig is.
Het is een van die duizenden voorbeelden
van de kracht en de creativiteit van de samenleving.
Daar waar mensen naar elkaar omzien,
niet onverschillig willen zijn.
Pieter Heerma noemde dat de coöperatieve samenleving.
Eric Steegers noemt dat bekommerzorg.
Hannie van Leeuwen noemde dat solidariteit.
“We moeten heel goed nadenken
wat solidariteit betekent in deze tijd.
We moeten heel goed zien
dat de mensen allemaal hunkeren naar veiligheid en zekerheid”,
zei Hannie van Leeuwen.
Het zijn woorden om te onthouden.
Als politieke leidraad voor onze generatie,
jonge CDA’ers.
De nieuwe generatie
die staat voor een nieuwe politiek.
Die eerst en vooral de mens ziet!