Een eigen woning is voor veel starters misschien wel verder weg dan ooit. Want als je eenmaal een start maakt in het werkende leven, heb je bakken met geld nodig om een eigen woning te betalen. En met de groeiende woningnood, het huidige tekort van 300.000 woningen dat verder oploopt, dreigt een volledige generatie vast te lopen. Dan past de overheid geen houding van ‘we staan erbij en kijken ernaar’. Dan wordt het hoog tijd voor een politieke vuist op tafel. Daar heeft minister Ollongren nog maar een klein jaar voor. Dat betekent dat zij zélf proactief bouwlocaties moet aanwijzen, en de mogelijkheden voor starters om een eigen woning te kopen snel versoepelt. Een rapport van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) van afgelopen week bewijst dat deze maatregelen het meest effectief zijn, maar dan moet er wel daadkracht getoond worden door het kabinet.
Door de coronacrisis is het perspectief er voor de jongere generatie niet beter op geworden. De onzekerheid op de arbeidsmarkt is toegenomen, waarmee het uitzicht op een (vaste) baan afneemt. Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat hoe jonger de generatie studenten, hoe hoger de gemiddelde studieschuld. Sparen is steeds onaantrekkelijker geworden, maar er wordt wél even van je verwacht dat je een eigen kapitaal opbouwt. Veel starters moeten bovendien jaren wachten – of verdienen net te veel – om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning. De gemiddelde prijs van een nieuwbouwwoning is ondertussen gestegen naar bijna 400.000 euro. Zelfs wanneer tweeverdieners maximaal lenen voor hun hypotheek is het vinden van een betaalbare woning vaak kansloos. Het gevolg is dat twintigers en dertigers of nog bij hun ouders wonen of te hoge huren betalen voor een te kleine woonruimte. Want lang niet iedereen kan rekenen op een ouderlijke bijdrage.
De allerbeste oplossing in deze tijden van woningnood, voor zowel de korte als lange termijn, is het bouwen van veel extra woningen. De bouwsector mag juist nu niet stilvallen. Daarom moet de minister gebruik maken van haar aanwijzingsbevoegdheid, in plaats van blijven inzetten op bestaande procedures. Als je dit instrument nu niet gebruikt, wanneer dan wel? Neem de stad Utrecht, waar een starter met modaal inkomen 80.000 euro eigen geld nodig heeft voor een kleine woning. En waar je in de hele provincie in 85% van de gemeenten aan 20.000 euro eigen geld niet genoeg hebt. Daar besluit het gemeentebestuur doodleuk om in Rijnenburg – een polder oorspronkelijk bestemd voor 25.000 woningen – windmolens en zonneweides te plaatsen voor de komende twintig jaar. Dit is niet uit te leggen aan mensen die op zoek zijn naar een betaalbaar huis. Zonnepanelen kunnen ook op daken worden gelegd. Daar moet de minister nu bijsturen en restricties opheffen: woningcorporaties en projectontwikkelaars staan klaar om te bouwen. Dus niet alleen binnenstedelijk, maar ook in de groene polders daarbuiten.
Tenslotte moet het voor starters makkelijker worden om een hypotheek te krijgen. In sommige gevallen betalen zij maandelijks meer dan 1300 euro (!) aan huur, maar komen ze bij de bank niet in aanmerking voor een hypotheek. Dan kun je dus amper eigen vermogen opbouwen. Banken denken nog teveel in oude patronen. Daarnaast blijkt dat het verruimen van startersleningen de komende drie jaar 6000 extra woningen kan opleveren. Je slaat daarmee twee vliegen in een klap. Waar wachten we nog op? Goed wonen betekent veel meer dan een slaapplek alleen: het is je basis. Als volkshuisvesting nu geen topprioriteit wordt in ‘Den Haag’, laat je volgende generaties in de steek. Aanpakken dus.
Julius Terpstra, Tweede Kamerlid CDA en woordvoerder wonen
Hielke Onnink, voorzitter CDJA