Inbreng Inge van Dijk bij debat over de Najaarsnota 2022
Inbreng Inge van Dijk bij debat over de Najaarsnota 2022
(alleen het gesproken woord telt)
Voorzitter,
De afgelopen jaren lijkt het mantra geworden: 'we leven in onzekere economische tijden'. Die ons ertoe aanzetten om uitgaven te doen die we ons een aantal jaren geleden in onze stoutste dromen niet hadden kunnen voorstellen. Tientallen miljarden voor corona, de energiecrisis, koopkrachtmaatregelen. En dan hebben we het nog niet eens over de tientallen miljarden in het coalitieakkoord voor transitievraagstukken. En onze taak is om te controleren of ons gemeenschapsgeld goed wordt besteed.
Die controlerende taak staat onder druk. En daar werken we als Kamer zelf aan mee. We jagen elkaar continu op, om het liefst gisteren met oplossingen te komen. En die gejaagdheid komt kwaliteit en controleerbaarheid niet ten goede. Maar ik zal heel eerlijk zijn, ook ik voel druk en pijn vanuit de samenleving om snelheid te maken. De gesprekken met mensen die in de kou zitten, of ondernemers die omvallen, vragen om een doortastende overheid. Die een vangnet is voor mensen die het echt niet meer redden.
Maar controleerbaarheid wordt ook moeilijk, omdat we nog niet weten hoe we de uitgaven voor 2022 en 2023 gaan dekken. We weten niet precies hoe groot ons begrotingstekort is, en hetzelfde geldt voor onze nationale schuld. Maar, ik heb ook begrip voor argumenten, zoals eerst de werkelijke effecten afwachten. Het geeft ons meer tijd om na te denken over te maken keuzes. Kijken we alleen naar lastenverzwaring voor de breedste schouders, of ook naar bezuinigingen. Of besluiten we voor doorschuiven naar het saldo?
Voor het CDA is veel bespreekbaar. Maar wel met als voorwaarde dat we ook bij een toekomstige crisis nog in staat zijn inwoners te helpen. Want we zijn ook verantwoordelijk voor diegenen die misschien nog niet eens geboren zijn.
Voorzitter,
Met het dekken van het gat van 2022 en 2023 zijn we er nog niet, want de economie blijft onzeker. De minister geeft in antwoord op de vraag of er al wordt nagedacht over een strategie van tijdelijke en doelgerichte maatregelen na 2023, aan dat richting de voorjaarsbesluitvorming door verschillende departementen, met input van CPB, DNB en BZK, wordt samengewerkt aan mogelijke maatregelen. Kan de minister de kaders schetsen waarbinnen plannen worden bedacht, en of er ook in scenario’s wordt gedacht? En ik wil de minister nadrukkelijk vragen om niet op het laatste moment bij de Voorjaarsnota met voorstellen te komen, maar de Kamer op tijd mee te nemen om daar rustig met elkaar over te kunnen debatteren. Is zij daartoe bereid?
Ik zou de minister dus graag willen oproepen om te rennen waar dit nodig is, maar te wandelen waar dat verstandig is. Urgentie waar het moet, maar 'slow politics' waar het kan.
Voorzitter,
Ik had het al over gerichtere maatregelen. En dat roept ook ongemak op. Want wie gaan we niet helpen? En zijn we dapper genoeg om toe te gaan geven dat we bijvoorbeeld niet alle ondernemingen, of alle typen arbeid, overeind kunnen blijven houden? Omdat de samenleving in ontwikkeling is en wat op de lange termijn nodig is verandert? En als je kiest, dan zullen we ook verantwoordelijkheid moeten nemen om werkgevers en werknemers naar een nieuwe toekomst te helpen. En daar zijn leiderschap en strategie voor nodig. Niet alleen als overheid, maar ook met de polder en onze banken. Bepaal de stip op de horizon, maar ook de marsroute. Samen! Is de minister bereid die handschoen op te pakken?
Voorzitter,
Ik wil er nog drie elementen aan toevoegen.
De eerste is royaal spenderen versus verkeerde zuinigheid. Ik kan bijvoorbeeld niet begrijpen waarom de overheid zo gemakkelijk dure interimmers blijft inhuren. Inhuur komt al jaren met tientallen miljoenen boven de eigen gestelde normen uit. De overheid pleit voor een samenleving waarin mensen meer zekerheid hebben en dus vaste contracten, maar lijkt zelf bij te dragen aan de instandhouding van het tegenovergestelde. Hoe kijkt de minister hiernaar?
We zien daarnaast onderuitputting in diverse begrotingen, die dan weer deels in de algemene middelen vloeit. Maar wat gebeurt er met de doelen die daar tegenover staan? Hoe kijkt de minister bijvoorbeeld naar de spagaat dat er nu geld is maar we geen mensen kunnen krijgen, terwijl als er straks weer mensen te krijgen zijn, het geld er misschien niet meer is?
Ook zie ik een overheid die zegt 'een speerpunt is een sterke samenleving met als prioriteit onze democratische rechtsorde'. Maar 10 miljoen vinden om de financiering van lokale politieke partijen mogelijk te maken, lijkt onmogelijk en leidt tot enorme discussies.
Kan de minister op deze tegenstellingen reflecteren?
Voorzitter,
Het tweede element is het versterken van Nederland door te investeren in de regio’s. Stad en regio hebben elkaar harder nodig dan ooit. Maar de discussies om geld voor de regio’s verlopen moeizaam. Zoals vorige week over infrastructurele knelpunten. De Kamer heeft bij amendement geld vrijgemaakt voor de aanpak van de spoorproblemen bij knooppunt Meppel. Deze 35 miljoen euro lost daar een reeks aan problemen op, maar op dit knelpunt zullen ook de urgente overwegen en de uitbreiding van de tractie- en energievoorzieningen moeten volgen. Daarvoor is 40 miljoen nodig. Een grote discussie over een relatief klein bedrag, terwijl dit voor veel mensen in de regio direct voelbaar is.
Voorzitter,
Ten derde wil ik pleiten soms slimmer te investeren zonder dat je direct kunt kwantificeren wat het oplevert.
Kijk bijvoorbeeld naar sport en preventie, waar elke geïnvesteerde euro 2,5 euro oplevert. Maar wat ongeveer de kleinste begrotingen zijn van de overheid. De minister zegt iets vergelijkbaars in haar beantwoording met betrekking tot de expansieve begroting, namelijk dat bepaald beleid wat nu om investeringen vraagt, op termijn ook weer tot lagere structurele kosten kan leiden. Is de minister bereid deze route mee te nemen in haar denken?
Voorzitter,
Afsluitend een laatste voorbeeld, maar ook een inspiratiebron.
Ik vroeg al bij de Financiële Beschouwingen in het kader van de 'compensatiemaatschappij': wat mogen we van mensen zelf verwachten en hoe gaan we om met initiatieven van onderop? En vorige week stond precies hierover een prachtig artikel in het FD over 'verborgen menselijk kapitaal'.
Voorzitter,
Bijna 7 miljoen mensen doen vrijwilligerswerk. En daaruit blijkt de enorme veerkracht van miljoenen Nederlanders die zich dagelijks vrijwillig inzetten voor een betere wereld.
Ik werd geraakt door Cathelijne Broers, actief op het gebied van burgerinitiatieven die zei: “Ik zat in de auto en hoorde drie nieuwsitems over een demonstratie van zo’n 250 mensen. Terwijl daartegenover op datzelfde moment ongeveer 20.000 vrijwilligers iets aan het doen waren wat waardevol was.” Waar wij en de media dus geen oog voor hebben.
En volgens een hoogleraar loopt de waarde van al die bedrijvigheid van honderdduizenden burgers op tot wel bijna 23 miljard euro! Maar wat doen wij? We zadelen deze initiatieven op met bergen aan administratie als gevolg van controlezucht en wantrouwen. In het buitenland kijken ze jaloers naar dit Nederlands kapitaal en wij dreigen het te verkwanselen. Is het niet de hoogste tijd dit kapitaal serieus te gaan beschermen, te koesteren en te gaan stimuleren? Hoe kijkt de minister naar het jaarlijks rapporteren bij de Miljoenennota over het 'bruto vrijwilligersproduct', als een monitor hoe het staat met de vrijwilligers? En om daarbij serieus te gaan kijken hoe we initiatieven en vrijwilligers op de beste manier kunnen ondersteunen en ook als overheid uit de weg te gaan waar nodig?