Inbreng Jaco Geurts bij debat over de Wet goed verhuurderschap
Inbreng debat over de Wet goed verhuurderschap
(alleen het gesproken woord telt)
Voorzitter,
Een huis is meer dan een stapel stenen of een beleggingsobject: het is een thuis. De buurt waar dat thuis staat, is een gemeenschap waar mensen prettig en veilig met elkaar samenleven. Wonen is een grondrecht en daarmee is het een zaak van algemeen belang. De voorliggende wetgeving is een reactie op de verschillende misstanden op de huurmarkt. Onder andere het woningtekort van de afgelopen jaren heeft ertoe geleid dat excessen op de huurmarkt normaal zijn geworden: te hoge huren, slechte woonomstandigheden, fouten in contracten en zelfs intimidatie, bedreiging en discriminatie zijn inmiddels veelvoorkomende misstanden.
Begin vorig jaar werden we geconfronteerd met de uitkomsten van een woononderzoek van Rijnmond over de misstanden in de wijk Carnisse in Rotterdam-Zuid. Uit het onderzoek bleek dat particuliere verhuurders in Carnisse op grote schaal veel te veel huur vragen voor woningen die onder de sociale huurgrens vallen: meer dan € 1.000 aan kale huur was daar niet ongewoon. Nieuwe huurders hebben zelfs te maken met huurprijzen van € 1.500 voor hele kleine, oude en vaak ook nog matig tot slecht onderhouden huizen. Je ziet dat vooral arbeidsmigranten daar de dupe van zijn. De wijk Carnisse is een extreem voorbeeld, maar zeker geen op zichzelf staand geval, want deze problematiek speelt in heel Nederland.
In 2021 legde RTL Nieuws op basis van uitspraken van de Huurcommissie al bloot dat honderden huisbazen een veel te hoge huur voor hun woningen vragen. Ik schat in dat dat een topje van de ijsberg is. Slechts een klein deel van de huurders waagt de stap naar de Huurcommissie. Veel gedupeerden weten niet af van het bestaan van de Huurcommissie of zijn bang voor intimidatie door huurbazen. Het aantal huurders dat te veel huur betaalt of in slecht onderhouden woningen woont, is naar mijn inschatting daarom veel hoger dan cijfers ons tonen.
Voorzitter,
Gemeenten weten van de misstanden, maar zij kunnen niet optreden. Met het onderhavige wetsvoorstel krijgen gemeenten bevoegdheden om ongewenste verhuurpraktijken te bestrijden en te voorkomen. De CDA-fractie vindt dat hard nodig en is blij dat er een breedgedragen wetsvoorstel ligt om misstanden in de huursector aan te pakken, foute verhuurders te weren en huurders beter te beschermen. Daarom dank ik de minister en zijn ambtenaren voor deze nieuwe wet.
Voorzitter,
Dat gezegd hebbende heb ik nog een aantal vragen en opmerkingen. Allereerst over de positie van de woningcorporaties in dit wetsvoorstel. Het wetsvoorstel Goed verhuurderschap vloeit voort uit de maatschappelijke en politieke verontwaardiging over excessen bij particuliere verhuurders en uit de wens om huurders in de particuliere sector beter te beschermen tegen malafide verhuurders. Ik begrijp niet waarom woningcorporaties ook onder dit wetsvoorstel vallen. Woningcorporaties staan reeds onder toezicht van de Autoriteit woningcorporaties en moeten zich al houden aan de voorschriften uit de Woningwet. Ik zie dubbelingen ontstaan in toezicht. Er is onduidelijkheid over de rol van het meldpunt ten aanzien van woningcorporaties. Er is een stijgende lastendruk voor corporaties. En dat terwijl we de woningcorporaties juist van de ketting proberen te halen. Daarom heb ik een amendement ingediend om de woningcorporatie buiten de reikwijdte van de wet te plaatsen.
Voorzitter,
Dat wat betreft de woningcorporaties. Dan de algemene regels die een landelijke basisnorm voor goed verhuurderschap introduceren. Zo mogen verhuurders niet langer discrimineren en intimideren. Het is eigenlijk van de zotte dat we de basale omgangsvormen moeten vastleggen in de nieuwe wet. Ik wil dat toch maar even gezegd hebben. Tegelijkertijd zie ik het belang. Door deze regels vast te leggen, krijgen gemeenten de bevoegdheid en de taak om handhavend tegen dergelijk gedrag op te treden, onder andere door het opzetten van een meldpunt. Ik gaf eerder al aan dat slechts een klein deel van de huurders de stap waagt naar de Huurcommissie. Hoe gaan we dat bij dit meldpunt verbeteren of laagdrempeliger maken? Graag een reactie van de minister.
Gemeenten kunnen uit eigen beweging handhaven op de naleving van de regels in dit wetsvoorstel. Hebben ze daar voldoende capaciteit voor? Ik heb nog een vraag op dit punt. Waarom is niet in de algemene regels opgenomen dat verhuurders schappelijke huurprijzen moeten vaststellen, bijvoorbeeld conform het woningwaarderingsstelsel? Dat lijkt me toch wel een wezenlijk aspect van goed verhuurderschap. Ik hoor ook daar graag een reactie op.
Voorzitter,
Ik kom te spreken over de verhuurvergunning. Er worden twee vergunningssystemen geïntroduceerd: een vergunningssysteem voor de verhuur van reguliere woonruimte en een vergunningssysteem voor de verhuur van verblijfsruimte aan arbeidsmigranten. Het verschil in uitgangspunten bij beide systemen roept bij mij wat vragen op. Bij de eerstgenoemde verhuurvergunning draait het om de leefbaarheid van een bepaald gebied en bij de tweede verhuurvergunning gaat het primair om het beschermen van de arbeidsmigranten. Waarom is in dit wetsvoorstel voor deze verschillende aanvliegroutes gekozen? Waarom staat bij de verhuurvergunning voor de verhuur van reguliere woonruimte niet ook de bescherming van de huurders centraal in plaats van de leefbaarheid van de wijk? Wij vinden de leefbaarheid van de wijk uiteraard ook belangrijk, maar dat is een mooie bijvangst. Deze wet gaat volgens mij om het creëren van menswaardige woonomstandigheden voor huurders. Graag een reflectie van de minister daarop. Daarnaast ben ik benieuwd waarom er bij de verhuurvergunning voor de verblijfsruimte voor arbeidsmigranten geen eisen aan de maximale huurprijs en huurprijsstijgingen worden gesteld.
Tot slot over de verhuurvergunning, voorzitter.
Ik citeer: "De voorwaarden die het college van burgemeester en wethouders aan de verhuurvergunning voor woonruimte kan verbinden, worden via deze wet landelijk geüniformeerd." Ik val over het woord "kan". Mag de gemeente zelf bepalen welke voorwaarden in de verhuurvergunning komen, bijvoorbeeld wel het toepassen van algemene regels, maar de rest niet, of moet de gemeente alle voorwaarden opnemen in de verhuurvergunning indien deze wordt ingesteld? Dat was mij nog niet helemaal duidelijk. We hadden in de schriftelijke ronde bij deze wet de minister daarover bevraagd, maar we hebben daar geen duidelijk antwoord op gehad, dus ik wil graag een reactie.
Voorzitter,
Dan kort iets over het proces na inwerkingtreding van de wet. Particuliere verhuurders zullen na het instellen van een verhuurvergunning een vergunning aanvragen. Dat levert in korte tijd veel werk op voor de gemeenten. De eerste vraag die dan bij mij opkomt is: zijn ze hierop voorbereid? Daarnaast zijn er malafide verhuurders die, als het goed is, geen vergunning gaan krijgen. Dat geldt ook voor verhuurders die op dat moment al woningen verhuren. Wat gebeurt er dan? Moeten de gemeenten dan al die plannen in beheer nemen en geven? Zie pagina 39 van de memorie van toelichting. Ik vraag me af of dat uitvoerbaar is. Leidt dat er niet toe dat gemeenten in een onmogelijke spagaat terechtkomen? Graag ook een reflectie of een reactie van de minister hierop.
Dan over de inbeheername. Er is hier geen sprake van onteigening. Dat betekent dat een verhuurder het pand mag verkopen, terwijl het pand in beheer is van de gemeente of door de gemeente aangewezen derden. Hoe wordt een huurder beschermd in een dergelijk scenario?
Voorzitter, tot slot,
Er wordt veel kritiek geleverd op het wangedrag van particuliere verhuurders. Ik wil benadrukken dat veel particuliere verhuurders zich keurig gedragen. Bonafide particuliere verhuurders voorzien in een maatschappelijke behoefte, en wij zijn hen daar erkentelijk voor. Het is van belang dat we dit onderscheid blijven maken.
Tot zover, voorzitter.