De opinie van fractievoorzitter Pieter Heerma verscheen 11 februari in de Volkskrant. 

In een uitgedroogd bos is maar een klein vonkje nodig om een brand te veroorzaken. Datzelfde risico ligt op de loer in het gepolariseerde politieke klimaat in ons land. Steeds vaker ontaarden debatten in het parlement in scheldpartijen verdachtmakingen of zelfs verkapte bedreiging. Alleen de politiek zelf kan dit tij keren.

Het vertrouwen in de landelijke politiek staat onder druk. Eind vorig jaar gaf zestig procent van de kiezers aan het vertrouwen kwijt te zijn in de politiek en de instituties van onze democratie. Vijftien procent van deze groep is al volledig afgehaakt en heeft het gevoel dat de politiek er niet meer voor hen is.

In de onlangs verschenen Atlas van Afgehaakt Nederland laten Josse de Voogd en Rene Cuperus zien dat de politiek-maatschappelijke onvrede niet alleen samenhangt met verschillen in inkomen of opleiding. Zij zien ook duidelijk geografische verschillen tussen bijvoorbeeld grote steden en het platteland en tussen verschillende regio’s in het land. Het onbehagen verdeelt de samenleving in een groep met wie het goed en steeds beter gaat en een groeiende groep die zich steeds minder thuis en gehoord voelt. 

Het gebrek aan vertrouwen is niet nieuw. Al sinds begin deze eeuw lijkt de politiek steeds opnieuw van crisis naar crisis te hollen. Politiek en overheid zijn steeds minder in staat om problemen tijdig te onderkennen, voorkomen of van een oplossing te voorzien. Het begon met de bankencrisis, de eurocrisis en de migratiecrisis. In eigen land kregen we te maken met toegenomen ongelijkheid op de arbeidsmarkt, een schrikbarend tekort aan woningen en meer recent de ernstige problemen rond de toeslagenaffaire en de afhandeling van de aardbevingsschade in Groningen. Als klap op de vuurpijl kwam corona daar nog overheen. Het heeft de druk op onze samenleving vergroot. De rek is eruit. Het geloof in het idee van een samenleving als collectieve inspanning is uitgehold. De onvrede is een luide oproep tot meer saamhorigheid, gemeenschapszin en solidariteit. 

De polarisatie wordt aangejaagd door een ernstige verharding van de toon in het politieke debat dat intussen per week verder lijkt te ontsporen. Het is wij tegenover zij. Debatteren is zenden geworden, veelal in de oneliners en op de agressieve toon die we kennen van twitter en andere social media-kanalen. Steeds vaker ontaardt het debat in scheldtirades, verdachtmakingen, ongefundeerde beweringen of bedreigingen.

In het onlangs heruitgegeven essay over rancune stelt Menno ter Braak dat de rancune of het ressentiment in ieder van ons zit. Deze rancune kan worden aangewakkerd als de democratie haar belofte van een eerlijke en gelijke behandeling niet langer waarmaakt, als mensen het gevoel krijgen dat de politiek er niet voor hen is. Die analyse heeft nog niets aan actualiteit ingeboet.

Kritiek is onderdeel van een gezond democratisch debat. Dat is de essentie van de vrijheid van meningsuiting: de vrijheid om je uit te mogen spreken tegen de bevoegd gezag van de overheid. Maar de democratie komt in het gedrang als de kritiek zich niet meer richt op de inhoud, maar verwordt tot haat enkel om de haat, zoals Ter Braak dit noemde. Die lijn tussen inhoudelijke kritiek en kritiek ‘enkel om de haat’ is niet eenvoudig te trekken. Meningen en opvattingen mogen pijn doen. De waarheid kan hard zijn. Zeker in de Kamer is de vrijheid van meningsuiting van groot belang, juist en vooral voor afwijkende of onwelgevallige opvattingen. In het debat zelf moet weerwoord gegeven worden.

Maar omgekeerd moet elke politicus zich verantwoordelijk weten voor de consequenties van zijn woorden. Woorden kunnen al een grens overgaan, zonder dat zij in de praktijk worden gebracht, zei oud-minister Ernst Hirsch Ballin onlangs. Als woorden, verdachtmakingen of regelrechte bedreigingen in de Kamer gevolgen hebben in de rest van de samenleving betreden we het domein van de haat-om-de-haat.

Die grens is helaas niet langer denkbeeldig. De voorbeelden stapelen zich op: een kamerlid dat op straat wordt opgejaagd, een man met een fakkel voor het huis van een politiek leider of een minister met een permanent bemande politiepost voor zijn woning. De dreiging is al over de grens; geweld ligt op de loer.

Daarom moet de politiek een streep trekken. Het democratisch debat mag geen alibi bieden voor haat, schreef Bas Heijne. Wij kunnen en mogen niet langer toestaan dat de democratie en de rechtsstaat - opnieuw - van binnenuit wordt aangevallen en uitgehold. De samenleving kijkt naar ons en in dat besef moeten wij een voorbeeld stellen. Door ons uit te spreken tegen ongefundeerde aanvallen op rechters, bestuurders en volksvertegenwoordigers, door de instituties en procedures van de democratische rechtsstaat te verdedigen en te respecteren, maar bovenal door een grens te trekken bij de haatpraat die bedreiging en intimatie tot gevolg heeft en daarmee het publieke debat juist ondermijnt.

Het trekken van de grens is een taak van de partijen in de Tweede Kamer zelf. In het debat over de regeringsverklaring heb ik om die reden het voorstel gedaan om de relatie in beeld te brengen tussen persoonlijke aanvallen in het parlement en bedreigingen of andere gevolgen daarbuiten Die kennis geeft een objectieve grond om haatpraat effectief te weren en een grens te trekken.
 
Pieter Heerma
CDA Fractievoorzitter Tweede Kamer

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.