Het kabinet heeft voor de komende tweeënhalf jaar in totaal €8,5 miljard beschikbaar gesteld voor het onderwijs. Met deze investering kunnen bijvoorbeeld scholen hun leerlingen en leraren helpen coronavertragingen aan te pakken. Wat CDA-kamerlid René Peters betreft hét moment om de basis op orde te brengen: lezen, rekenen, schrijven en burgerschap. Ook moeten scholen meer tijd krijgen het geld uit te geven. Vandaag staat onderstaand pleidooi van René in De Telegraaf.
 

Het gaat niet goed in het onderwijs. We duikelen jaar in jaar uit omlaag op de zogenaamde pisa-ranglijst. Dat is een lijst waarop de kwaliteit van het onderwijs uit verschillende landen met elkaar wordt vergeleken. En we accepteren dat een kwart van onze leerlingen de school verlaat als functioneel analfabeet. We denken met andere woorden dat deze kinderen de krant kunnen lezen. Maar ze begrijpen niet wat er staat. Voor rekenen zijn de resultaten nog slechter. Dat is een groot probleem.

Kinderen die niet voldoende kunnen lezen, gaan zwaar gehandicapt door het leven. En het is volkomen onnodig. Want de wetenschap leert ons hoe we kinderen kunnen leren lezen, schrijven en rekenen. Alle kinderen kunnen dat in de basis leren. Alleen is de kennis hoe dat moet nog niet doorgedrongen tot in de haarvaten van het onderwijs. Heb je rijke of ‘hoogopgeleide’ ouders, dan krijg je het stempeltje dyslexie. Dan leren kinderen het in de basis alsnog, maar dan door commerciële bedrijven. Ben je geboren in een achterstandswijk, dan heb je minder snel dyslexie. Dan heb je gewoon pech. Onderzoek wijst uit dat er slechts één factor is die de kwaliteit van het onderwijs bepaalt. Het gaat om de kwaliteit van de leraar voor de klas. Hoe beter de leerkracht, hoe beter het onderwijs.

Helaas hebben teveel scholen geen lerende cultuur. Het is nog steeds niet normaal om bij elkaar in de les te kijken, samen lessen voor te bereiden en doelen te stellen waar gestructureerd en als team aan gewerkt wordt. Op de radio hoor ik met enige regelmaat reclames voor een methode om kinderen in een beperkte hoeveelheid tijd foutloos te leren rekenen. Dat kan ook gewoon. Maar je moet er als school wel voor kiezen om zo’n systeem te implementeren. Er zijn voorbeelden van scholen die hun zaken op die manier binnen de kortste keren op orde krijgen. Op die manier krijgen kinderen les, daar waar ze les moeten krijgen: op school.

Door de coronacrisis zijn onderwijsachterstanden opgelopen. Het Rijk heeft in totaal 8,5 miljard euro vrijgemaakt om die achterstanden in te halen. Dat is de totale begroting van de ministeries van Economische Zaken & Klimaat en Landbouw, Natuur & Voedselkwaliteit bij elkaar. Dat geld moet binnen tweeënhalf jaar opgemaakt worden. Maar dat kan helemaal niet. Daar hebben scholen de menskracht niet voor en het gaat hier bovendien over een eenmalige investering. Dus is de kans groot dat commerciële onderwijsbureaus worden ingevlogen om kinderen bijles te geven. Dat is mooi voor die kinderen. En dat is nog mooier voor die bureaus. Maar de kwaliteit van het onderwijs wordt er niet duurzaam beter van.

Gebruik het geld om de kwaliteit van het onderwijs aan alle kinderen op een hoger peil te brengen. Geef scholen langer de tijd om het beschikbare geld te besteden en schrap zinloze werkverschaffing waar leraren vaak mee te maken hebben. Maak per school een plan om een lerende cultuur te creëren, waarin docenten samen en met hulp van de schoolleiding hun lespraktijk versterken. De basis moet weer op orde: lezen, rekenen, schrijven en burgerschap. Leg doelen op die gehaald moeten worden. En reken scholen daar op af. Onderwijskwaliteit is leskwaliteit.

 

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.