Bron: Nederlands Dagblad - 10 september 2021

Het klimaatvraagstuk is een van de grote uitdagingen van de komende decennia. Jong en oud maakt zich daar terecht zorgen over. Tegelijkertijd hebben we in Nederland alles in huis om hier een adequaat antwoord op te geven. Het volgende kabinet doet er goed aan fors in te zetten op een groene industriepolitiek.

In de eerste aflevering van Zomergasten was Rijksbouwmeester Floris Alkemade te gast. Hij sprak over de fundamentele veranderingen die nodig zijn om ons land duurzamer te maken. Maar waarom is de politiek onvoldoende in staat deze veranderingen te bewerkstelligen, vroeg hij zich af? De politiek zou een taal moeten vinden die geen angst, maar een verlangen schept naar verandering. “We zullen ons een toekomst moeten verbeelden waarnaar we kunnen verlangen.”

Het sluiten van het Klimaatakkoord was een belangrijke stap in het Nederlandse klimaatbeleid. Toch is het nog onvoldoende gelukt om de samenleving mee te krijgen in een groter verhaal dat verlangen schept naar verandering. Het debat over het klimaatbeleid is vaak te technocratisch en het cynisme voert de boventoon. Maar wie cynisme als politiek wapen gebruikt, krijgt deze als een boemerang ooit terug.

Het klimaatbeleid van de afgelopen jaren werd onvoldoende gedragen door een verhaal van hoop. Maar wie even uit de Haagse bubbel stapt en een rondgang door Nederland maakt, ziet daar op allerlei plekken de kiemen van verandering, van een nieuwe economie uit de grond springen. Er zijn meer dan zeshonderd energiecoöperaties, op universiteiten worden nieuwe groene technologieën ontwikkeld, kleine en grote bedrijven hebben grootse plannen voor verduurzaming.

Wat nodig is, is een geest van saamhorigheid en daadkracht. Polarisatie brengt ons niet verder, coöperatie wel. Alleen als we de overgang naar een groene economie beschouwen als een gezamenlijke opdracht, kunnen we succesvol zijn. Dat betekent allereerst dat we kijken naar de fundamenten van onze economie. In het Rijnlandse denken staat niet de winstmaximalisatie voor aandeelhouders centraal, maar is wederkerigheid het uitgangspunt. Alleen als bedrijven maatschappelijke waarde toevoegen, hebben zij bestaansrecht.

Wederkerigheid moet ook het uitgangspunt worden in onze visie op groene industriepolitiek. Dat betekent dat de overheid bindende maatwerkafspraken moet maken met de bedrijven met de grootste uitstoot. In deze maatwerkafspraken wordt vastgelegd welke verduurzamingsprestaties het bedrijf gaat leveren, maar ook wat de overheid doet om deze bedrijven te faciliteren. Als de overheid gaat investeren in de vergroening van bedrijven, mag van bedrijven verwacht worden dat zij zich langjarig committeren aan investeren in de regio, hun medewerkers en de leefomgeving. Daar hoort ook bij dat de overheid toeziet op de naleving van de afspraken, zonder te vervallen in een te grote regelzucht. De doelen moeten helder en bindend zijn, maar bedrijven krijgen binnen deze kaders de ruimte hun creativiteit te benutten om tot de beste oplossingen te komen.

Onze welvaart hebben we mede te danken aan de industrie en de bedrijven die we in Nederland hebben. Daar mogen we best wat trotser op zijn. Onze ambitie is om de meest duurzame industrie in Nederland te hebben en te houden. Andere partijen lijken er geen moeite mee te hebben om met weinig effectieve klimaatmaatregelen deze bedrijven of hun productie over de grens te duwen. Het CDA vindt dat onverstandig. Het klimaat is er niets mee geholpen, maar we missen daardoor wel het verdienvermogen om te kunnen investeren in de economie van de toekomst. Wat we nodig hebben, is een groene industriepolitiek die ervoor zorgt dat de Nederlandse industrie de aanjager van de verduurzaming wereldwijd wordt. En dat we hierin gezamenlijk optrekken met andere EU-lidstaten. Dat zet zoden aan de dijk.

Deze week werd er in de Tweede Kamer gesproken over de toekomst van Tata Steel in Nederland. De toekomst van de staalproductie in IJmuiden is een lakmoesproef voor de vraag hoe serieus we zijn met groene industriepolitiek en het Rijnlandse denken. Het CDA vindt dat er ook in de toekomst ruimte moet zijn en blijven voor de maakindustrie. We moeten de ambitie hebben om de basisindustrie in Nederland te behouden en deze aanjagen en faciliteren om de overstap te maken naar groen staal, groene chemie, groene kunststoffen. Ook in Nederland willen we banen behouden voor mensen die met hun handen werken.

We winnen er niets mee als we de bedrijven over de grens jagen. We moeten juist de ambitie hebben in Nederland de kraamkamer te zijn voor de technologieën die de wereld duurzamer maken. Dat betekent: stoppen met navelstaren op de postzegel Nederland en weer internationaal gaan denken. Dát is pas ambitieus klimaatbeleid.

Door Wopke Hoekstra, CDA-partijleider & Henri Bontenbal, CDA-kamerlid

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.